Voor het ontwerp, de installatie en het beheer van bodemgebonden systemen geldt sinds 2014 bovendien ‘eigen regelgeving’ waar een installateur aan moet voldoen. Bij de introductie daarvan is een ‘knip’ gemaakt tussen het ondergrondse deel (de bron) en het bovengrondse deel (de warmtepomp). “Voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud aan het ondergrondse deel van een bodemenergiesysteem - dus onder andere het boorwerk en het aanleggen van pijpen - geldt dat een bedrijf moet voldoen aan het BRL SIKB 11000-protocol”, vertelt Roelof Robbertsen. “Voor het bovengrondse deel, dus het deel na de warmtewisselaar die in de grond zit, geldt andere regelgeving. Daarbij is met name de BRL 6000-21 van belang.”
BRL staat daarbij voor beoordelingsrichtlijn, en die richtlijn omvat in dit geval alle informatie met betrekking tot de certificatie waar een installateur aan moet voldoen om aan een bodemwarmtepompsysteem te mogen werken. Om het nog wat ingewikkelder te maken: de BRL 6000-21 kent zes subdelen, met enerzijds het onderscheid tussen ontwerp, installatie en beheer van zo’n systeem, en anderzijds een onderscheid tussen energiecentrales (lees: warmtepompen met toebehoren) van individuele woningen en die van appartements- en utiliteitsgebouwen. Voor elke activiteit (bijvoorbeeld de installatie in een appartementsgebouw) moet aan de vereisten in het betreffende subdeel worden voldaan.
Gebrek aan kennis
De belangrijkste reden waarom de overheid in 2014 overging tot invoering van de BRL’s was dat er regelmatig bodemenergieprojecten in het nieuws kwamen waarbij van alles mis was op technisch gebied, met torenhoge energierekeningen en comfortproblemen voor bewoners als gevolg. “Met de invoering van de BRL’s werd destijds een stap vooruitgezet als het om kwaliteitsverbetering gaat”, vertelt Robbertsen. “Maar dat betekent niet dat alles nu in orde is. In de praktijk gaan er nog steeds regelmatig dingen mis, omdat veel installateurs geen goede opleiding hebben gevolgd en met onvoldoende kennis op pad gaan.”
Volgens Robbertsen komt bij bodemenergie veel meer kijken dan wat veel installateurs denken. “Ik word soms gebeld door installateurs die me vertellen dat elke warmtepomp in principe hetzelfde is zodat je er gewoon mee aan de slag kunt als je de basistechniek onder de knie hebt. Ze vinden een warmteverliesberekening bijvoorbeeld niet echt belangrijk.” Met die manier van denken sla je volgens Robbertsen de plank echter volledig mis. “Bij het ontwerp en de installatie van een bodemsysteem komt heel veel kijken waar veel installateurs nauwelijks mee bekend zijn. Wat is bijvoorbeeld het technische verschil tussen een verticale en horizontale bodemwisselaar, hoe diep ligt de bron en hoe regel je de warmteopslag?”
Niet-standaardsituatie
Waar gebrek aan gedegen kennis toe leidt, blijkt volgens Robbertsen vooral heel duidelijk als er sprake is van een niet-standaardsituatie. Als voorbeeld noemt hij een situatie waarbij een bodemgebonden warmtepomp moet worden geplaatst nadat de bodembron is aangelegd en alle leidingwerk is voorbereid.